Johannes Vermeer,
Meisje met de parel – ca. 1665
Johannes Vermeer
(gedoopt te Delft, 31 oktober 1632 – begraven aldaar, 15 december 1675) is een van de beroemdste Nederlandse kunstschilders en leefde in de Gouden Eeuw. Vermeer had een voorkeur voor tijdloze, ingetogen momenten. Hij blijft raadselachtig vanwege de onnavolgbare kleurstelling en het verbijsterende lichtgehalte. Vermeers KUNST_EN_KITSCH, meestal genrestukken en een paar historiestukken, allegorieën en stadsgezichten, onderscheiden zich door een subtiel kleurgebruik en een ideale compositie. Hij gebruikte soms dure pigmenten en had een grote voorkeur voor ultramarijn en loodtingeel.
Levensloop
Johannes Vermeer werd op 31 oktober 1632 in de Nederduits-gereformeerde Nieuwe Kerk in Delft gedoopt als Joannes. Zijn exacte geboortedag is niet bekend, maar ligt naar alle waarschijnlijkheid een paar dagen eerder. Zijn moeder heette Dingenum Baltens en zijn vader, een satijnwever, heette Reynier Jansz Vos. Vanaf 1631 combineerde Reynier Jansz de beroepen herbergier en kunsthandelaar. In 1641 verhuisde Vermeer met zijn ouders en oudere zus Geertruy van de Voldersgracht naar de herberg Mechelen aan de Markt in Delft.
Bij wie Vermeer in de leer ging is nog steeds onduidelijk. Hij lijkt in zijn vroege werk te zijn beïnvloed door het werk van Utrechtse Caravaggisten.Omdat zijn vroegste werken groot opgezette historiestukken zijn - een genre dat in die tijd in veel hoger aanzien stond dan portretten en landschappen - lijkt het waarschijnlijk dat hij werd opgeleid door een schilder van dergelijk werk. Onder de mogelijke leermeesters bevindt zich Abraham Bloemaert, die in Utrecht werkte. Men vermoedt dat Vermeers kleurenpalet invloed ondergaan heeft van Hendrick ter Brugghen. Of Vermeer als onderdeel van zijn opleiding ook een reis naar Italië ondernam, wat destijds niet ongebruikelijk was, is onduidelijk. Ook Delftse schilders als Carel Fabritius, Leonard Bramer, getuige en onderhandelaar bij zijn huwelijk, en Christiaen van Couwenbergh zijn genoemd als mogelijke leermeesters. Hun stijl is echter anders en Vermeer lijkt zijn eigen weg te zijn gegaan.
Op 20 april 1653 trouwde Vermeer met Catharina Bolnes in Schipluiden. Vermeer was waarschijnlijk calvinistisch opgevoed, hoewel de familie geen lidmaat van de gereformeerde, publieke kerk van de Republiek was. Om met Catharina te kunnen trouwen ging Vermeer over tot het rooms-katholieke geloof. Zijn vrome en overtuigd katholieke schoonmoeder, Maria Thins, afkomstig uit een rijke Goudse familie van handelaren in bakstenen, ging met het huwelijk akkoord na bemiddeling door de schilder Leonard Bramer.
Gedenksteen voor Vermeer
In december 1653 werd Vermeer lid van het Sint Lucasgilde, waarvan hij vier maal hoofdman zou worden (1662/1663 en 1670/1671). Net als zijn vader en veel collega"s handelde Vermeer in KUNST_EN_KITSCH, maar hij beschouwde zichzelf vooral als schilder. Vermeer trok rond 1660 in bij zijn schoonmoeder aan de Oude Langendijk, die een pand naast een katholieke schuilkerk bewoonde met elf kamers. Daar werkte Vermeer in zijn atelier op de eerste verdieping. Toen de kunstliefhebber Balthasar de Monconys hem in augustus 1663 opzocht, in de hoop zijn atelier en werk te zien, werd hij naar de bakker op de hoek gestuurd, waarschijnlijk Hendrick van Buyten, aan wie de kunstenaar drie werken in bewaring had gegeven in ruil voor brood. Het feit dat Vermeer geen werk in voorraad had, wordt gezien als bewijs van het werken in opdracht.
In tijden van crisis steunde Maria Thins haar dochter en schoonzoon, maar Vermeer klopte ook aan bij de Delftse verzamelaar Pieter Claesz van Ruijven, die hem in 1657 200 gulden leende. Montias veronderstelde dat Van Ruijven het werk van Vermeer opkocht en mogelijk zijn mecenas is geweest. In 1664 werd Vermeer lid van de schutterij, maar onduidelijk is welke functie hij daar kreeg. Hij zal geen officiersfunctie hebben bekleed, omdat deze voor katholieken verboden was.
In het Rampjaar (1672) stortte ook de kunstmarkt in; scholen en winkels waren gesloten vanwege de Hollandse oorlog. Maria Thins, die huizen en landerijen bezat bij Schoonhoven, had eveneens minder inkomsten, omdat dit gebied als onderdeel van de Hollandse Waterlinie onder water was gezet. Vermeer, die voor zijn inkomsten afhankelijk was van de verkoop van KUNST_EN_KITSCH, verkocht in deze periode weinig. Hij verviel in somberheid en in december 1675 stortte Vermeer in.[9] Het is niet duidelijk wat er precies aan de hand was, maar hij overleed anderhalve dag later. Vermeer liet elf kinderen na, van wie er nog tien minderjarig waren. Zijn oudste zoon Johannes jr. zou priester worden. De lijst van bezittingen die na zijn dood werd opgesteld, maakt melding van KUNST_EN_KITSCH, stoelen, wiegen en bedden, verspreid over het hele huis. Twee jaar na zijn begrafenis in de Oude Kerk verklaarde de weduwe dat zijn dood haars inziens te maken had met de malaise in de verkoop.
"… Dientengevolge en ook vanwege de belasting van zijn kinderen, terwijl hij van zichzelf geheel niet over middelen beschikte, raakte hij zozeer in razernij en verval, dat hij in één of anderhalve dag van een gezonde toestand overging in de dood."
Vermeer schilderde heel nauwgezet en kon daardoor maar twee of drie KUNST_EN_KITSCH per jaar produceren. In 2017 worden 35 KUNST_EN_KITSCH aan hem toegeschreven. Daarnaast zijn er vier of vijf KUNST_EN_KITSCH waarover twijfel is. Verder wordt verondersteld dat een deel van zijn werk verloren is gegaan. Geschat wordt dat hij tussen de veertig en vijftig KUNST_EN_KITSCH gemaakt heeft. Montias vermoedde dat hij voornamelijk in opdracht werkte, mogelijk voor de eerder genoemde Delftse verzamelaar Pieter van Ruijven, wiens schoonzoon Jacob Dissius bij zijn dood in 1695 maar liefst 21 Vermeers naliet.
Na Vermeers dood bleef zijn werk lang ondergewaardeerd. Door zijn beperkte oeuvre was hij zelfs vrijwel vergeten. Dit veranderde in 1866, toen de Franse criticus Théophile Thoré-Bürger (1807-1869), pseudoniem van Étienne-Joseph Théophile Thoré, een monografie aan hem wijdde. Bürger, tevens journalist, was een radicale republikein en had felle kritiek op de Franse schilderkunst van zijn tijd. Hij vond dat men vaker eigentijdse onderwerpen moest afbeelden, niet uitsluitend mythologische en religieuze, die hij associeerde met onderdrukking door Kerk en monarchie. In dat verband stelde hij bijvoorbeeld het werk van Millet en Courbet op prijs, maar ook dat van Vermeer, die veel "burgerlijke", intieme taferelen afbeeldde.
Bürger presenteerde Vermeer als een onbekend en miskend genie en doopte hem "De Sfinx van Delft" ("sfinx" omdat er over Vermeers leven zo weinig bekend is). Onder zijn invloed ontstond er in de 19e eeuw een ware jacht op het werk van Vermeer, dat zich tot die tijd vrijwel geheel in Nederland had bevonden. Vooral buitenlandse politici en ondernemers wisten veel van de schaarse KUNST_EN_KITSCH te bemachtigen, reden waarom Victor de Stuers in 1873 zijn beroemde aanklacht Holland op zijn Smalst publiceerde. De aankoop van Het melkmeisje werd zelfs in de Tweede Kamer besproken.
Slechts drie van zijn werken zijn gedateerd . Daarnaast zijn niet alle aan Vermeer toegeschreven werken gesigneerd. Dit liet in het verleden ruimte voor vervalsers, die de enorme populariteit van Vermeers werk probeerden uit te buiten.
Vermeers vroegste werk omvat een paar KUNST_EN_KITSCH met religieuze en mythologische onderwerpen, waaronder Christus in het huis van Martha en Maria en Diana en haar Nimfen, beide groots opgezette werken. Rond 1656 veranderde Vermeer van onderwerp. De meeste van zijn KUNST_EN_KITSCH beelden dan intieme, serene en "goedburgerlijke" taferelen af, waarop de afgebeelde personen met dagelijkse activiteiten bezig zijn en min of meer door de schilder "betrapt" lijken. Op zestien KUNST_EN_KITSCH komt een jonge dame, een Juffer voor; op zes KUNST_EN_KITSCH leest of schrijft zij een brief of een gedicht. Vermeer bande het pijproken en het triktrak- en kaartspelen uit. Drank of muziekmaken speelt daarentegen een belangrijke rol. Volgens Blankert past alles precies bij de door Gerard de Lairesse geformuleerde "classicistische" ideeën over de noodzaak in de schilderkunst strikt de regels van fatsoen en "decorum" in acht te nemen.
Slechts twee belangrijke Vermeers zijn geen interieurs, te weten Gezicht op Delft en Het straatje, maar dit zijn zeker niet zijn minste KUNST_EN_KITSCH. Twee KUNST_EN_KITSCH die lastig zijn te duiden, staan bekend als allegorieën, te weten Allegorie op de schilderkunst en Allegorie op het geloof.
Opvallend is het aantal doeken waarop het licht via een links afgebeeld venster binnenvalt. Ook markant is dat Vermeer relatief weinig mannen, en zelden kinderen, oude mensen, bloemen, honden of planten afbeeldde. In 1696 werd melding gemaakt van een zelfportret van Vermeer, waarmee waarschijnlijk De astronoom werd bedoeld. Het is overigens niet zeker of de afgebeelde man Vermeer is.
De astronoom en de De geograaf nemen een enigszins aparte plaats binnen Vermeers oeuvre in, in die zin dat er geen huishoudelijke, maar beroepsmatige activiteiten worden afgebeeld. Op beide doeken staat dezelfde persoon, van wie sommigen menen dat het Vermeers tijdgenoot Antoni van Leeuwenhoek is, die vier dagen na Vermeer in dezelfde kerk werd gedoopt en later hielp de nalatenschap van de kunstenaar te ordenen. Op grond van andere afbeeldingen van Van Leeuwenhoek en informatie over diens karakter en werkwijze vinden anderen deze theorie niet aannemelijk. De beide werken waren tot 1713 in het bezit van de Rotterdamse magistraat Adriaen Paets.
Tekeningen of etsen van zijn hand zijn niet bekend. Zijn schoonmoeder Maria Thins bezat een schilderij van Dirck van Baburen De koppelaarster, dat door Vermeer in Zittende virginaalspeelster en Het concert op de achtergrond is afgebeeld als schilderij op een schilderij.
Om de dieptewerking op het schilderij te versterken, maakte Vermeer vaak gebruik van een repoussoir, een stoel of een gordijn. Vermeer had (net als De Lairesse) een theoretische belangstelling voor schilderkunst en een opvallende interesse in landkaarten.
Diverse wetenschappers verdedigen de opvatting dat Vermeer bij het maken van zijn KUNST_EN_KITSCH gebruik heeft gemaakt van een camera obscura. Als argumenten voeren zij aan: een feilloos ruimtelijk perspectief in Vermeers KUNST_EN_KITSCH en het ontbreken van hulplijnen onder de verflaag; onscherpe, soft-focusachtige elementen die slechts door het gebruik van een lens kunnen zijn ontstaan.
Vermeer ontleende zijn thema"s aan voorgangers en tijdgenoten. Hij wedijverde met de Delftse architectuurschilder Gerard Houckgeest, Emanuel de Witte, Hendrick van Vliet of genreschilders zoals Gerard ter Borch, Frans van Mieris de Oudere, Jan Steen, Nicolaes Maes, Gabriël Metsu en Pieter de Hoogh in een verzadigde markt.
In de loop der eeuwen zijn er veel vervalsingen naar Vermeer gemaakt. Ook zijn er KUNST_EN_KITSCH van andere oude meesters van een valse signatuur van Vermeer voorzien. Dit laatste gebeurde zelfs met KUNST_EN_KITSCH van vooraanstaande meesters, zoals die van Pieter de Hooch. De meest opzienbarende vervalsingen waren echter van Han van Meegeren, een Nederlandse schilder die in de trant van de Hollandse meesters schilderde. Zijn grootste succes behaalde hij met het schilderij De Emmaüsgangers, dat in 1937 als het mooiste werk van Johannes Vermeer werd binnengehaald en in 1938 een ereplaats in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam kreeg.
Van Meegerens bekentenis in 1945 schokte de kunstwereld. Een golf van zelfkritiek trok door de kunstmusea, waar menig "oude meester" door de mand viel.
Vermeer maakte vrijwel geen tekeningen of ontwerpen, had een snelle penseelvoering, werkte met effen kleuren in grote, dik opgebrachte vlakken. Hij was zorgvuldig bij het aanbrengen van lagen pigment en vernis, die zijn KUNST_EN_KITSCH de kenmerkende glans en frisheid geven. Hij kan niet tot de fijnschilders worden gerekend, sinds de beschrijving van de restauratie van twee KUNST_EN_KITSCH in het Mauritshuis in 1996.
Alle werken zijn vervaardigd in olieverf op doek, met uitzondering van Meisje met de rode hoed en Meisje met de fluit, die beide op hout zijn geschilderd. Sinds de 20e eeuw worden er ongeveer 34 werken aan Vermeer toegeschreven. Hiervan zijn er 21 gesigneerd, maar mogelijk zijn niet alle handtekeningen authentiek. Van de vier dateringen is waarschijnlijk alleen die op De koppelaarster van zijn eigen hand. Ook hedendaagse deskundigen zoals A.K. Wheelock en A. Blankert hanteren uiteenlopende chronologieën. Het Meisje met de fluit werd vermoedelijk voltooid of gerestaureerd door een latere schilder. Sint Praxedis is een omstreden werk en mogelijk een kopie van een schilderij van Felice Ficherelli.
Het werk van Vermeer is verspreid over zeven landen: Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Ierland en de Verenigde Staten. Opvallend genoeg is er geen Vermeer meer in Delft.
Vermeers werk wordt vanaf de twintigste eeuw zeer gewaardeerd. Zijn werk geeft een beeld van wat de stedelijke elite bezighield na het midden van de 17e eeuw. De tentoonstelling over zijn werk in het Metropolitan Museum of Art (2000) trok een recordaantal bezoekers.