Jacobus Pieter Thijsse
(Maastricht, 25 juli 1865 – Overveen, 8 januari 1945) was een Nederlands schrijver, onderwijzer en natuurbeschermer,die vooral bekend werd door zijn vele bijdragen op het gebied van de natuureducatie, veldbiologie en natuurlijke historie.
Van de vele boeken die Thijsse schreef, vaak met zijn vriend Eli Heimans, zijn waarschijnlijk het meest bekend de voor leken goed bruikbare flora en de Verkade-albums. Hij was mede-oprichter van het tijdschrift De Levende Natuur en zette zich in voor het behoud van het Naardermeer, het eerste beschermde natuurmonument in Nederland. Hij stond aan de wieg van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland en was actief in veel andere organisaties voor natuurstudie en -bescherming.
Jeugd en opleiding
Jacobus Pieter Thijsse werd geboren als het derde kind van Catharina Johanna Priester (geboren te Middelburg, 3 maart 1836) en Jacobus Thijsse (geboren te Delft, 5 oktober 1832), op 25 juli 1865 om half twaalf "s avonds, in de commandantswoning van de Sint-Pieterskazerne van het Tweede Regiment Infanterie te Maastricht. De vader, Jacobus Thijsse, had op dat moment de leeftijd van 32 jaar en was beroepsmilitair en de zoon van matroos Willem Thijsse. Hij had de rang van sergeant. Het gezin verhuisde regelmatig en was op 1 mei 1864 vanuit Middelburg in Maastricht komen wonen. In 1859 waren Catharina en Jacobus in "s-Hertogenbosch in het huwelijk getreden. De oudste broer van Jacobus Pieter - Willem Johannes - werd op 10 juli 1860 in Den Bosch geboren. De tweede broer - Johannes Jacobus Laurens - werd geboren op 19 september 1862 in Vlissingen. Op 16 april 1868 werd in Maastricht nog een broer geboren, Carel Helenus. Een paar dagen later, op 29 april, verhuisde het gezin naar Grave
Het geboortehuis in Maastricht van Jacobus Pieter, die in zijn jeugd en onder vrienden meestal "Ko", of "Kootje" werd genoemd, en die zich pas op latere leeftijd de naam "Jac. P." aanmat,[3] stond indertijd bekend als St. Pieterstraat nr. 2651. De huizen in Maastricht waren toen doorlopend genummerd, van 1 tot 3098. Nr. 2650 was het toenmalige “slagthuis” van de gemeente, het laatste huis van de Helstraat (thans Sint Bernardusstraat, die uitkomt op de Helpoort). Nr. 2652 was het arsenaal of tuighuis (de voormalige Minderbroederskerk; nu St. Pieterstraat 5) en nr. 2653 was de kazerne. Panhuysen, rijksarchivaris te Maastricht, concludeerde daarom in 1947 dat met nr. 2651 bedoeld moet zijn de voormalige “commandantswoning”, gelegen tussen de Helpoort en de voormalige Minderbroederskerk; achter het priesterkoor van de kerk.
Van 1868 tot 1870 woonde het gezin Thijsse in een huis bij de fortwal op een vormwerk van de vesting, net buiten het stadje Grave. Ze hadden daar ruimte voor verschillende tuinen: een moestuin, een bloementuin en kindertuintjes. Aan die tuin en de tijd in Grave denkt Thijsse terug als hij in 1940 schrijft over "den tuin bij ons huis, de oevers van de Maas, de heide bij Escharen en het aardige riviertje de Raam; mijn moeder, die met ons de bloementuintjes verzorgde; mijn vader, die een groot liefhebber was van hengelen en wandelen en ons dikwijls mee nam en ons ook, volgens de goedige gewoonte van dien tijd en van dat land, de vogelnestjes wees met de vergunning, de jongen uit te halen en op te voeden, wat soms zelfs gelukte."
Bij verschillende gelegenheden komt Thijsse terug op deze periode in zijn leven, die van grote invloed is geweest op de ontwikkeling van zijn belangstelling en waardering voor de natuur. In 1870 verhuisde het gezin in verband met de mobilisatie vanwege de Frans-Duitse oorlog van de vesting naar het stadje Grave. Op 2 maart 1870 werd Jacobus Thijsse bevorderd van sergeant-schrijver tot sergeant-majoor. Drie jaar later verliet hij de dienst en verhuisde het gezin naar Woerden, waar vader Thijsse een burgerfunctie in de militaire sfeer aanvaardde.
In Woerden ging Ko voor het eerst naar school. Omdat hij thuis al had leren lezen en schrijven kwam hij meteen in de derde klas. Hij ging ook op catechisatie. Om zijn lange wandelingen in de omgeving van Woerden te kunnen maken spijbelde hij nogal eens. Het was - in de (latere) woorden van Thijsse zelf - "een heerlijk leventje", dat hij in die jaren leidde, en dat tot een einde kwam toen in 1877 de vesting Woerden werd opgeheven en vader Thijsse solliciteerde naar een baan in Amsterdam.
Vader Thijsse ging in Amsterdam aan de slag als notarisklerk. Voor Ko was een carrière als onderwijzer uitgestippeld. Vermoedelijk was Ko tussen zijn twaalfde en veertiende jaar "kwekeling". Het was in die tijd gebruikelijk dat kweekschoolaspiranten - die pas op hun veertiende jaar tot de kweekschool werden toegelaten - na het verlaten van de lagere school twee jaar in de leer gingen bij een schoolhoofd. Thijsse bezocht van 1879 tot 1883 de gemeentelijke kweekschool, waar hij onder meer les kreeg van dr. C. Kerbert in het vak "Natuurlijke historie". Kerbert organiseerde buitenschoolse activiteiten, die voor Ko een nieuwe stimulans vormden om zich verder in de natuur te verdiepen. De reeds aanwezige liefde voor de natuur ontwikkelde zich in deze tijd tot een levenslang enthousiasme voor de natuurstudie. Met Kerbert ontstond een vriendschapsrelatie, die ook in Thijsses latere leven bleef bestaan.
Dat we hier te maken hadden met een zeer fanatieke natuurliefhebber, blijkt uit Thijsses artikel "Gras" in De Levende Natuur in 1898. Daarin memoreert hij de plantkundige vondsten die hij op zeventienjarige leeftijd in de directe omgeving van Amsterdam deed. Hij verzamelde in twee jaar tijd in totaal 433 gedetermineerde planten in zijn herbarium en sloot een weddenschap met een vriend dat hij binnen een jaar de zeshonderd soorten zou halen. Die verloor Thijsse, omdat hij weliswaar 613 plantensoorten had verzameld, maar 39 soorten grassen niet had gedetermineerd.
Onderwijzer
Na de kweekschool kreeg Thijsse in 1883 zijn eerste aanstelling op een Amsterdamse school als derde onderwijzer. Vervolgens behaalde hij de hoofdakte en verschillende taalakten en werd hij bevorderd tot tweede onderwijzer. Eind 1888 kreeg hij een aanstelling aan de leerschool van de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen in Amsterdam.
Eind december 1889 werd Thijsse benoemd tot hoofd van de Franse school in Den Burg op Texel.[Hoewel het eiland erg afgelegen lag, zeker voor die tijd, koos hij er toch voor uit een aantal andere aanbiedingen, omdat hij in het proefschrift van Franciscus Holkema over de flora der Noordzee-eilanden had gezien dat er veel bijzonders was te vinden. Toen hij er was benoemd kreeg hij Holkema"s boek ten geschenke van Coenraad Kerbert, zijn leraar natuurlijke historie.
Tijdens zijn verblijf op Texel op 30 juli 1891 trouwde Thijsse met de onderwijzeres Helena Christina Petronella Bosch (10 maart 1867 - 5 mei 1938). Zij hadden elkaar op de kweekschool leren kennen. Ze kregen twee zoons.
Omdat zijn vrouw heimwee had en niet op Texel wilde wonen, vertrokken zij in 1892 weer van het eiland. Hij ging terug naar Amsterdam en werd daar hoofd van de Openbare School aan de Passeerdersgracht. Thijsse schreef later over Texel: "Al heb ik er maar twee en een half jaar gewoond, Texelaar zal ik blijven tot het eind."
In 1893 ontmoette hij Eli Heimans, eveneens schoolhoofd in Amsterdam, met wie hij in de jaren die volgden veel samenwerkte. Ze publiceerden vele artikelen en boeken en richtten verscheidene natuurbladen en -organisaties op, waaronder De Levende Natuur en de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland.
In 1900 kreeg Thijsse pleuritis en moest met één long verder leven. Eind 1901 werd hij benoemd tot leraar "kennis der natuur" aan de Amsterdamse kweekschool waar hij zelf les had gehad, als opvolger van Hendrik Heukels.
Jac. P. Thijsse
In 1902 verhuisde het gezin om gezondheidsredenen naar Bloemendaal. Hier maakte hij kennis met de fotograaf Adolphe Burdet, wat leidde tot een jarenlange vriendschap en samenwerking. Thijsse bleef een aantal jaren als forens naar Amsterdam reizen om daar les te geven. In 1921 werd hij leraar "natuurlijke historie" aan het Kennemer Lyceum in Bloemendaal. Een jaar later kreeg hij ook een benoeming aan de Middelbare Meisjesschool "t Kopje, als leraar plant- en dierkunde. In 1930 ging hij met pensioen, waarna hij met zijn echtgenote een reis van een half jaar naar Java maakte, waar hun jongste zoon woonde. In 1938 werd hij weduwnaar. n de bezetter evacueren naar Overveen. Hier stierf hij kort na de jaarwisseling in 1945 op 79-jarige leeftijd. Thijsse ligt begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Bergweg in Bloemendaal.
Natuureducatie
De betekenis van Thijsse voor natuurstudie en natuureducatie was groot, net als van zijn kompaan Heimans. Beiden hadden dezelfde passie voor natuur. Thijsse zei daarover: "Heimans was ook een onvermoeide looper, kortom wij pasten precies bij elkaar en hebben twintig jaar lang zóó samengewerkt, dat dikwijls genoeg de menschen niet wisten, wie Heimans en wie Thijsse was."[15] Samen gaven ze vorm aan wat pas later natuureducatie ging heten. Voor de schooljeugd schreven ze de reeks Van vlinders, bloemen en vogels. Het eerste deeltje hiervan verscheen in 1894. In de jaren daarna tot 1901 volgden vijf andere deeltjes. Het vernieuwende van hun aanpak was dat ze de lezers aanmoedigden om zelf te kijken naar de natuur en op zoek te gaan naar eigen waarnemingen. Ook in wetenschappelijk opzicht was hun aanpak vernieuwend, omdat zij planten en dieren niet alleen afzonderlijk beschreven maar ook in samenhang, als onderdeel van levensgemeenschappen, in navolging van de eerste ecologische geschriften en de popularisering daarvan door onder meer Friedrich Junge.
In 1896 richtte Thijsse samen met Heimans en Jasper Jaspers jr. het tijdschrift De Levende Natuur op, een "tijdschrift voor de natuursport" waarin ze allerlei natuurverschijnselen en waarnemingen beschreven voor relatieve leken. De in 1899 verschenen Heimans, Heinsius en Thijsse"s geïllustreerde flora van Nederland toonde in tegenstelling tot de andere flora"s door de auteurs zelf getekende plaatjes en gebruikte eenvoudige termen, zodat ook beginners ermee aan de slag konden.
Rond 1900 was Thijsse, vaak met Heimans, betrokken bij de oprichting van verschillende organisaties, met name de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging, de Nederlandse Ornithologische Vereniging en de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Thijsse maakte zich binnen deze organisaties sterk voor zowel natuurstudie en natuureducatie als natuur- en vogelbescherming.
Verkade-albums
In 1904 werd Thijsse gevraagd om de tekst te verzorgen voor albums van Verkade. Bij de koekjes van Verkade zaten plaatjes die men in de albums kon plakken, ter illustratie van de tekst van Thijsse. Thijsse schijnt te hebben uitgeroepen: "Ze hebben me voor de reclame gevraagd!". Hij deed het uiteindelijk toch en de albums werden een groot succes. Een aantal haalde een oplage van meer dan 100 000. Bovendien bereikten ze mensen uit een groot deel van de samenleving, hoewel de Verkadekoekjes voor het arme deel van de bevolking veelal te duur waren. De serie albums begon met de delen Lente, Zomer, Herfst en Winter. Later verschenen albums over biotopen en natuurgebieden, zoals Het Naardermeer.