Hans is al 52 jaar slager in Delft: 'Ik ken iedereen bij naam'
Interview
Veel Delftenaren weten niet beter of Hans Lander staat achter de toonbank van de slagerij op de Buitenwatersloot in Delft. Dat is ook niet gek, want hij staat al sinds zijn veertiende in de winkel. Inmiddels is hij 66 jaar, maar weet van geen ophouden. ,,Ik voel me nog goed. Waarom zou ik dan stoppen?'
Slagerij Lander is een slager van de oude stempel. Je zult hier niet zo snel vreemde liflafjes tegenkomen, maar wel gewoon goed vlees. ,,Tot de jaren 80 verkochten we zelfs alleen varkens- en rundvlees, want kip hoorde bij de poelier”, vertelt Hans. ,,Maar ik merkte toch dat er vraag naar was, dus kocht ik een paar kilo in. Hoewel mijn vader er fél op tegen was. Maar het was binnen de kortste keren uitverkocht en sindsdien hebben we ook kip. Inmiddels staan we zelfs bekend om onze kipsaté.”
Hans Lander in zijn slagerij.
Hans Lander in zijn slagerij. © Indebuurt Delft
Dat is niet zo vreemd, want Hans komt uit een échte slagersfamilie. Zijn opa is slagerij Lander begonnen in 1917 op dezelfde locatie. Met zijn vrouw en zestien kinderen woonde hij boven de slagerij, net als Hans dat nu doet. ,,Bijna alle kinderen wilden de slagerij wel overnemen, maar mijn vader had als oudste het eerste recht. Daarom nam hij de zaak over.”
Als vanzelf groeide Hans ook op met het slagersvak. ,,Toen ik twaalf was, zei mijn vader: ik heb je nodig in de slagerij. Dat is toch geweldig? Maar ik had nog twee jaar leerplicht, dus dat heb ik uitgezeten. Daarna ben ik gaan werken en niet meer gestopt.”
Nu is Hans al 52 jaar slager, maar hij is het nog steeds niet zat. ,,Je raakt hier nooit op uitgeleerd. Elke keer verzinnen we weer iets nieuws: andere worsten, burgers en ga zo maar door. Het leukste is om een recept te nemen en je dat vervolgens helemaal eigen te maken. Dat hebben we bijvoorbeeld gedaan met de kipsaté en de grillworst.”
Goed leven
Ik heb ooit eens meegemaakt dat de varkens vanuit een trailer naar beneden werden gegooid
Hans Lander
Het vlees dat bij Slagerij Lander in de toonbank ligt, komt altijd van dieren die een goed leven hebben gehad. ,,Dat vind ik erg belangrijk”, vertelt Hans. ,,Wij kopen al sinds 1917 ons vlees bij boeren uit de omgeving. Ik ga gewoon zelf kijken bij de boerderijen en zoek mijn eigen vlees uit, zodat ik zeker weet dat een dier bijvoorbeeld niet ziek was.” En als hij erachter komt dat dieren niet goed behandeld worden, is hij snel weg. ,,Zo heb ik ooit eens meegemaakt dat de varkens vanuit een trailer naar beneden werden gegooid. Toen ik er iets van zei, kreeg ik nog een grote mond ook. Daar ben ik héél snel weggegaan.”
Zodra Hans zijn eigen vlees heeft uitgekozen, verwerkt hij het tot een lekker stuk vlees. ,,Het slachten gebeurt inmiddels ergens anders, maar het uitbenen en verwerken doen we hier zelf.” Dat gebeurt nét even wat anders dan bij een groothandel. ,,Daar gooien ze bijvoorbeeld al het restvlees door het gehakt. Ik zorg ervoor dat er geen pezen meer tussen zitten, zodat het écht mals is.”
Hans geniet er het meest van om in de winkel te staan ,,Dat is gewoon het leukst. We zijn echt een volksslager en we kennen bijna iedereen bij naam. Ik maak altijd wel een gezellig praatje met mensen. In mijn winkel hoef je ook geen nummertje te trekken. Ik vind dat je al zo vaak een nummer bent in deze wereld, hier hoeft dat niet. Dat zorgt er soms wel voor dat mensen gaan bekvechten over wie er aan de beurt is. Maar dat is juist gezellig: ik geef ze gewoon een plakje worst en dan is het weer goed.”