Station 1965 Trein
Stationsgebouw in Delft
Architect C.B. Posthumus Meyjes ontwierp de nieuwe rijkversierde opvolger van het eerste Delftse station. Het eerste veel kleinere station van Delft, dat in 1847 werd geopend, lag niet aan de Van Leeuwenhoeksingel, maar aan het eind van de Houttuinen. Het eerste station bleek al snel te klein te zijn voor de grote groepen reizigers die gebruik wilden maken van het nieuwerwetse vervoermiddel. Ruimte voor een stationsrestauratie was er bijvoorbeeld niet, zodat particuliere ondernemers hier op insprongen met onder andere een Stations-Koffiehuis buiten het station. Er rees in de loop der jaren dan ook steeds meer kritiek op het kleine station, in de Delftsche Courant samengevat in de volgende typering: ‘dat oude gebouw met zijn bekrompen vestibule, zijn primitieve wachtkamers, zijn ongeriefelijke perron en zijn benauwde, onherbergzame dienstlokalen’.
Toen het station ook nog eens voor opstoppingen van het overige verkeer bleek te zorgen, gingen er stemmen op om een nieuwe locatie te kiezen. Treinen die bij het station wachtten, blokkeerden immers de doorgang van de Binnenwatersloot naar de Buitenwatersloot. In 1885 verrees daarom een nieuw station aan de Van Leeuwenhoeksingel, heel wat ruimer bemeten dan het eerste pand. De verkeersopstoppingen ter hoogte van de Binnenwatersloot waren overigens nog lang geen verleden tijd. Pas na de aanleg van het spoorwegviaduct konden de voertuigen hier ongehinderd doorrijden.
Stationsrestauratie
Bij het eerste Delftse station, op de Houttuinen tegenover de Binnenwatersloot, was geen ruimte voor een aparte restauratie. Toen het nieuwe station gebouwd werd, was dit dan ook een belangrijke eis. Voortaan zat er een restaurant ín het station, op Van Leeuwenhoeksingel 43. De stationsrestaurateurs woonden in het pand, boven de wachtruimtes.
Vanaf 1965 werd het restaurant ook voor niet-reizigers opengesteld. De stationsrestauratie bestond voortaan uit twee delen: het oude restaurant aan het perron voor de reizigers én een kelder voor de overige klandizie. Daar konden gasten terecht zonder trein- of perronkaartje. De inrichting van het geheel was overduidelijk op het spoor gericht, zoals een commentator bij de opening opmerkte: ‘De voetsteunen bij de bar zijn gemaakt van rails, terwijl de bar verder is opgetrokken van biels en grint’.
Het nieuwe station
De vooraanstaande architect C.B. Posthumus Meyjes ontwierp het nieuwe Delftse station, dat in 1885 met gepaste trots geopend werd. De spoorwegen speelden inmiddels een belangrijke en vooraanstaande rol in de samenleving, wat zich uitte in dit rijkversierde monumentale pand. De journalist van de Delftsche Courant stak zijn enthousiasme over het nieuwe station niet onder stoelen of banken: ‘Treden we door den hoofdingang binnen, dan is de indruk min of meer overweldigend en moeten we een ogenblik rondzien zonder te weten wat het eerst te bewonderen.’
Afgezien van het uiterlijk vertoon, was de indeling van het station ook een stuk praktischer en ruimer geworden. Het pand bood niet alleen woonruimte aan de stationschef, maar ook aan de stationsopzichter en de restaurateur. Het was in de woning van deze laatste werknemer dat in 1954 een felle uitslaande brand woedde. Nadien werden herstelwerkzaamheden uitgevoerd, maar over het algemeen is het uiterlijk van het station niet meer drastisch gewijzigd na 1885. Inmiddels geldt het dan ook als rijksmonument, en zal het gespaard blijven in het hele bouwproces rond de ondertunneling van het spoor. Naast alle loftuitingen over het station, klonken er echter ook al vrij snel klachten. Delftenaren vonden het niet prettig dat het tweede perron alleen voor reizigers toegankelijk was, aangezien dat het uitzwaaien van bezoek bemoeilijkte. Met name het feit dat de vertrekkende bezoeker een flinke trap moest beklimmen, was een doorn in het oog. De trap zelf zorgde in de loop der jaren ook nog voor enkele ongemakkelijke momenten, als reizigers zich verstapten of er vanaf vielen.
Kritiek op het station
Alhoewel de meeste Delftenaren onder de indruk waren van het monumentale stationsgebouw dat hun stad vanaf 1885 rijk was, klonken er toch ook enige kritische geluiden. De trap zou tot grote gevaren kunnen leiden, terwijl ook het tweede perron niet ideaal was. Slechts reizigers met een perronkaartje mochten dit betreden en als zij er eenmaal waren, dan werden zij blootgesteld aan kou en tocht. Een kritisch gedicht vatte de bedenkingen van diverse reizigers samen en werd op 7 oktober 1885 geplaatst in de Delftsche Courant.